Bamboe

Bamboe is een viscosevezel van plantaardige oorsprong, maar niet bijzonder duurzaam

Bamboe leek aanvankelijk een prachtig milieuvriendelijk alternatief voor bijvoorbeeld katoen.

Bamboe voelt niet alleen prettig aan, maar werd ook gepresenteerd als een prachtig voorbeeld van duurzaamheid. De plant (eigenlijk een grassoort) groeit snel, is een soort natuurlijke grondverbeteraar, gaat erosie tegen, slaat meer CO2 op dan bomen, verbruikt minder water en produceert meer zuurstof.

Toch zijn er ook nadelen. De genoemde voordelen hebben namelijk betrekking op de plant en dat is toch nét iets anders dan de textielvezel. Voor het gebruik in textiel wordt bamboe eerst verwerkt tot een viscose-vezel. Dat betekent dat de bamboe eerst met chemische oplosmiddelen wordt verpulpt, waarna van deze brij een vezel wordt gesponnen, of eigenlijk wordt gespoten.
De verpulping van bamboe is een zodanig vervuilend proces, dat bamboe-viscose wordt beschouwd als een van de minst duurzame materialen. Om daar enige duidelijkheid in te brengen mag kleding daarom in de etiketten niet meer worden omschreven als bamboe, maar als 'bamboe-viscose'. Ook andere pluspunten waar producenten van bamboe-viscose vaak mee schermen, zoals het 'anti-bacteriële' karakter, zijn niet overtuigend bewezen.

Overigens zijn er viscose-vezels die veel duurzamer zijn, met name omdat daar bij de verpulping van de grondstof (hout) milieuvriendelijkere oplosmiddelen gebruikt kunnen worden, of omdat hier sprake is van een gesloten systeem. Voorbeelden daarvan zijn tencel en modal.