biologische katoen: fair en schoon geproduceerd



Eigenschappen van katoen

Katoen is de meest gebruikte natuurlijke vezel voor kledingtextiel. Dat is niet voor niets, want katoen draagt prettig, gaat redelijk lang mee en kan ongeveer twintig procent vocht opnemen alvorens vochtig aan te voelen. Katoenen weefsels voelen koel aan, omdat katoen een goede warmte-geleider is. Het warmte-isolerend vermogen is dus laag. Dat maakt katoen een ideaal materiaal om er zomerkleding van te maken! Dikkere en zwaardere katoenen stoffen en garens zijn echter ook goed toe te passen in winterkleding.
Daarnaast is BIOLOGISCHE KATOEN huidvriendelijk, dus ook heel geschikt voor de gevoelige huid, én gemakkelijk in het onderhoud. Het kreuken van een stof heeft te maken met de elasticiteit ervan. Katoen is elastischer dan hennep of linnen, en kreukt dus minder dan deze stoffen. Het is echter weer minder elastisch dan bijvoorbeeld wol.

Het aandeel van katoen in de wereldproductie van nieuwe textielvezels is dalend. Dat komt vooral door de explosieve toename van de synthetische vezels (vooral polyester) in kleding. Synthetische vezels zijn goedkoper te produceren en worden veel gebruikt bij het maken van goedkope kleding (fast fashion). Ondanks dat er meer katoen wordt geteeld, is het relatieve aandeel ervan daardoor toch dalend. Op dit moment is dit ongeveer 35 procent van de wereldproductie (gegevens van 2019). Het aandeel van de BIOLOGISCHE KATOEN neemt eveneens toe, maar is op de totale katoenproductie slechts 1,5 procent.

De mogelijkheden om van katoen textiel te maken werden door verschillende culturen al zo'n 6000 jaar geleden ontdekt. In India werd de plant 5000 jaar geleden al op grotere schaal verbouwd, waarna ze China veroverde. Via Arabische tussenhandel bereikte ze ook Europa. Tot een grootschalige verbouw van katoen is het hier door klimatologische factoren nooit gekomen, enkele gebieden in Spanje, Italië en Griekenland daargelaten. De industriële verwerking van geïmporteerde katoen heeft hier wel een grote vlucht genomen.
Een van de grote bezwaren tegen 'conventionele' katoen is dat deze rijkelijk wordt bespoten met 'gewasbeschermingsmiddelen': onkruidbestrijders of insectenverdelgers. Volgens sommige onderzoeken belandt een kwart van de bestrijdingsmiddelen die wereldwijd worden gebruikt, op de katoenvelden. Ook worden ontbladeringsmiddelen gebruikt om een efficiëntere (machinale) katoenpluk mogelijk te maken. Er is wel eens berekend dat om een gewoon T-shirtje van 250 gram te maken ongeveer 125 gram landbouwgif wordt gebruikt. De gevolgen voor mens en natuur zijn desastreus. Dat geldt op de eerste plaats voor de katoenarbeiders.
Een tweede bezwaar is dat katoen een dorstige plant is, die enorm veel water nodig heeft. Dat beeld is niet helemaal juist. Katoen is een struik die het goed doet in droge klimaatzones, hij wordt gerekend tot de xerofieten, planten die in staat zijn om hun waterbehoefte te beperken. Dat kan zijn door de vorm en structuur van het blad maar ook door een stevig wortelstelsel. Een belangrijk gedeelte van de katoenteelt stelt het, ook in landen als India, zonder kunstmatige irrigatie en heeft genoeg aan regen. Van de andere kant zijn er ook gebieden waar woestijnisering is te herleiden tot de katoenteelt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de beruchte opdroging van het Aralmeer, al lijkt ook de teelt van alfalfa hier een belangrijke rol te spelen. Met name een  destructief landbouwbeleid lijkt hier te hebben geleid tot uitputting van de aarde.
 

Biologische katoen

Bij de teelt van BIOLOGISCHE KATOEN worden geen pesticiden gebruikt en worden natuurlijke vijanden (insecten) op milieuvriendelijke wijze bestreden. Onkruid wordt niet bespoten maar machinaal of handmatig verwijderd. Plukken van de katoenbollen gebeurt handmatig, zonder de plant eerst te ontbladeren.
Daarnaast is er veel aandacht voor het noodzakelijke herstel van de bodem (door natuurlijke bemesting) en voor watermanagement. Door efficiënt waterbeheer zijn op dit gebied de laatste jaren in de biologische katoenverbouw belangrijke slagen gemaakt.
 
Met name voor onze stoffen en andere textiel kijken we ook naar de herkomst van de BIOLOGISCHE KATOEN, en geven daarbij de voorkeur aan die uit Turkije. Van de ene kant omdat de Turkse katoen kwalitatief beter is (langere vezels, sterker en zachter) maar ook omdat de productie veel meer Europees georiënteerd is, en omdat in Zuid-Azië nog steeds veel wordt gesjoemeld met bio-certificeringen. Landbouw is in Turkije gegarandeerd vrij van genetische modificatie. Daarnaast worden in Turkije ondanks het verbod op GM ook in de reguliere landbouw goede resultaten geboekt met integrated pest management (IPM), waarbij landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord.