HET VERHAAL VAN HET KEMPENS HEIDESCHAAP

wol van hier


Kempense heideschapen aan het werk op de hei

Op een mooie zondag in juni drijft een herder drijft met zijn hond (natuurlijk is het een border colly) een kudde van zo'n honderd schapen vanuit de bossen en heidevelden in de richting van de Beatrixhoeve bij Roermond. De herder fluit en wijst, de hond rent maar verliest de schapen ondertussen geen moment uit het oog.
De schapen zijn allemaal Kempische Heideschapen. Dit is het ras dat de wol levert waarvan Ecotex recent nieuwe breigarens, een licht gevolde stof, een non-woven en wolbolletjes heeft geproduceerd. Plus een jasje van honderd procent wol natuurlijk! Voor ons is deze stof iets speciaals. De schapen worden op slechts enkele kilometers van ons kantoor gehouden, tijdens wandelingen in het nabijgelegen nationaal natuurpark Meinweg zien we ze grazen en als we de boerderij bezoeken, gaan we wel eens met de fiets.
Op de boerderij is Landschapsbeheer De Wassum gevestigd. Sinds 1988 houdt het bedrijf zich onder leiding van de ecoloog Sjraar van Beek bezig met begrazing van heides door schapen. Op de heidevelden in de streek zijn de schapen van De Wassum sinds jaren een vertrouwd gezicht. De dieren worden daar ingezet voor het begrazen van gebieden waar de oorspronkelijke heidevegetatie steeds meer terrein moest prijsgeven en werd verdrongen door gras. Op deze zomerse dag worden de schapen geschoren, ontdaan van enkele kilo's wol. Onmiddellijk na het scheren maken Van Beek en zijn medewerkers een grove selectie waarbij de wol die straks naar de wasserij gaat apart wordt gelegd.

"Het Kempische Heideschaap is het ras dat in deze streek van oudsher werd gehouden,” zegt Van Beek. “Het heeft zijn naam te danken aan de Kempen, een gebied dat delen van België en Nederland omvat, een gebied van arme zandgronden met uitgestrekte heidegebieden. Uit die omstandigheden komt het Kempische schaap voort. Het is een dier dat zich moest kunnen redden met een schraal dieet. Kempische schapen eten niet alleen gras maar ook distels, brandnetel, berk, lijsterbes, wormkruid. Zo geven ze weer ruimte aan de heide, maar ook aan andere planten en dieren die door de vergrassing dreigden te verdwijnen. Op deze wijze leveren de schapen een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van de biodiversiteit."
Iedereen die in de streek woont, kan met eigen ogen zien dat de heides, mede door de inzet van schapen, elke nazomer weer uitbundig bloeien, een enorm verschil met pakweg 20 jaar geleden.

Kempische heideschapen zijjn hier bijeengedreven om te worden geschoren.


Waarom kozen we juist voor Kempische wol?

Vooral omdat we zochten naar een NATUURLIJK MATERIAAL dat LOKAAL gemaakt kon worden. In Nederland, waar geen katoen groeit, kom je dan al snel uit bij linnen, hennep of wol. Omdat onze stad Roermond al in de dertiende eeuw een lakenstad was, (zie hierover dit artikel) waar gevolde wollen stoffen werden gemaakt en verhandeld, vaak eveneens gemaakt van inheemse schapenrassen, viel de keuze op wol. 

Waarom dan het Kempische heideschaap? Omdat typische wolschapen, die speciaal werden gehouden voor hun wol, in de middeleeuwen nog niet bestonden, moeten we ons de schapen van toen voorstellen als allrounders. Een beetje zoals het heideschaap, dachten we.

Sinds de late middeleeuwen is er een obessie met de fijnheid van wol. Dat is ergens wel begrijpelijk want vooral in die tijd was wol een elementair onderdeel van de kleding, veel belangrijker nog dan nu. En veel wollen producten werden direct op de huid gedragen: logisch dat je dan zoekt naar de meest zachte kwaliteit. Dit leidde uiteindelijk tot het succes van merinowol maar helaas ook (mede door slimme marketing van de merino-sector) tot onderwaardering van andere wolsoorten.


Bedreigd met uitsterven

Schapenhouder Van Beek probeert de kwaliteit (de fijnheid) van zijn Kempische wol verder te verbeteren door een gericht selectie- en fokbeleid en door het micronage van de wol van zijn schapen voortdurend te onderzoeken. Maar het is natuurlijk duidelijk dat Kempische wol nooit zo fijn zal zijn dan merinowol. Van de andere kant... is dat erg? Wat maakt het uit? Van de iets grovere wol kunnen nog steeds tal van producten worden gemaakt, ook voor kleding. Daarbij is te denken aan jassen, colbertjes, truien, vesten, hoeden, pantoffels enz.

Juist het Kempische heideschaap stond in de negentiende eeuw nog bekend om zijn goede wolkwaliteit, wat blijkt uit de hogere bedragen die er op de markt voor werd betaald. Mogelijk had het die goede kwaliteit trouwens mede te danken aan experimenten aan het begin van de negentiende eeuw, waarbij merinoschapen en Kempische heideschapen werden gekruist.

In de Kempen, met zijn arme zandgronden, waren heideschapen van oudsher ook belangrijk als leveranciers van mest. Dat veranderde echter met de uitvinding en vervolgens het grootschalige gebruik van kunstmest. Uiteindelijk leidde dit tot een forse achteruitgang van het aantal schapen, zodanig zelfs dat het Kempische heideschaap in de jaren 1960 met uitsterven werd bedreigd. Uiteindelijk is het ras door tijdig ingrijpen behouden gebleven en zijn er nu weer genoeg van deze schapen, waarvan er veel worden ingezet voor de begrazing.

Hoe lokaal is lokaal? De schapen zelf staan in Nederland, maar het is onmogelijk om de wol hier te verwerken. De reden is simpel: de bedrijven die dit doen (wasserijen, spinners, weverijen) zijn hier gewoonweg niet meer. Voor het wassen van de wol waren we dus aangewezen op een bedrijf in België, het spinnen en weven gebeurde in Duitsland. De maximale afstand tussen de plaats waar de schapen staan en waar de verwerking plaatsvindt, is daardoor ongeveer 700 kilometer.