KEMPISCHE WOL

WOL VAN HIER

Er is iets geks aan de hand met Nederlandse en Belgische wol. In Nederland worden ongeveer een miljoen schapen gehouden en die worden (op de lammeren na) allemaal een keer per jaar geschoren. De wol wordt doorgaans echter beschouwd als een afvalproduct. Die wordt tegen een lage prijs opgekocht, de kosten van het scheren (dat gebeurt door gespecialiseerde schapenscheerders) halen de schapenhouders er soms niet eens uit. De wol wordt bijna nooit meer toegepast in kleding maar vooral gebruikt als vulmateriaal, om mee te isoleren of ook als meststof. Veel schapenhouders gooien hun wol uiteindelijk zelfs maar weg.

Daarentegen wordt wol uit Australië en Zuid-Amerika wél vaak gebruikt om er kleding of accessoires van te maken. Is dat nu niet mogelijk met de wol van inheemse schapenrassen uit onze eigen streek, vroegen we ons af. Een duik in de geschiedenis wees op het tegendeel.

De wolnijverheid in West-Europa was ooit van enorme betekenis. In de elfde eeuw werd hier het horizontale weefgetouw geintroduceerd (oorspronkelijk trouwens een Chinese uitvinding) waarna de handel in wollen stoffen een enorme vlucht nam. Stoffen uit Noord-Frankrijk en uit Vlaanderen werden verhandeld in verre streken als Sicilië en Zuid-Italië en bereikten zelfs de markten in Syrië. De wolnijverheid gaf de aanzet tot belangrijke sociale en economische veranderingen. Weven was bijvoorbeeld voorheen vooral vrouwenwerk, maar werd vanaf toen in toenemende mate door mannen gedaan. Plaatsen waar eerder nooit iemand van had gehoord, ontwikkelden zich door hun wolnijverheid tot belangrijke productiecentra. Er werd geëxperimenteerd met verschillende weefmotieven, materiaalmengingen en het verven van stoffen werd belangrijker dan ooit zodat ook de teelt van verfplanten een impuls kreeg. De uitvinding van de volmolen, die diende om wol mechanisch te vollen, is door sommige historici zelfs de 'industriële revolutie van de dertiende eeuw' genoemd.

Uiteraard was dat allemaal onmogelijk geweest zonder... schapen. De wol werd toen nog niet gehaald uit andere delen van de wereld (die waren trouwens nog lang niet allemaal ontdekt) maar kwam uit de directe omgeving van de productiecentra, de zogenoemde 'lakensteden'. Deze 'lakens' waren geen beddengoed maar dikke, enigszins gevolde en warme stoffen waarvan bijvoorbeeld mantels werden gemaakt. Historici zijn het er wel over eens dat het gros van de beroemde Vlaamse lakens werd geproduceerd van inheemse wol. Ook de lakenhandel van de steden in het Maasland en het Rijnland was vooral op inheemse wol gestoeld. Pas later werd door enkele steden gebruik gemaakt van fijnere Engelse kwaliteiten, die niet veel onderdeden voor de fijnste merinowol die we nu kennen.

Wat zou dan in de streek waar wij wonen en werken (Zuid-Nederland) het schaap zijn geweest dat wol leverde? We kwamen uit bij het Kempische Heideschaap, dat tegenwoordig vaak wordt ingezet voor de begrazing van heides. Bijvoorbeeld in het Nationaal Park De Meinweg bij Roermond of de Strabrechtse heide in Oost-Brabant. Natuurlijk zijn dit niet de schapen die hier in de middeleeuwen al stonden, maar héél groot zullen de verschillen niet zijn. Anders dan tegenwoordig het geval is, waren er in de middeleeuwen namelijk nog geen typische vlees- of wolschapen. Het middeleeuwse schaap was een soort allrounder die een redelijke kwaliteit wol en vlees leverden. Het Kempische heideschaap is ook zo'n alleskunner en bovendien (en dit is niet onbelangrijk) geen fijnproever. Kempische heideschapen eten (bijna) alles.

Om die reden, én omdat schapen veel nauwkeuriger en 'netter' grazen dan bijvoorbeeld runderen, worden ze veel ingezet voor begrazing van heides. Die heidegebieden hebben vaak sterk te lijden onder stikstofdepositie, wat weer 'vergrassing' van de hei tot gevolg heeft. De heides worden dan letterlijk overwoekerd door grassoorten, die de oorspronkelijke vegetatie verdringen. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de flora in een gebied maar ook voor de fauna. Door het begrazen wordt het oorspronkelijke evenwicht hersteld: de schapen eten het gras, de heide herstelt zich evenals de overige flora en fauna. Het resultaat is goed zichtbaar.

De Kempische wol kopen wij in van Landschapsbeheer De Wassum, die is gevestigd op de Beatrixhoeve (gebouwd in het geboortejaar van koningin Beatrix, 1940). Eigenaar is Sjraar van Beek, afgestudeerd als ecoloog maar al zijn hele werkzame leven in de weer met schapen. Hij heeft verschillende kuddes in Midden- en Noord-Limburg alsmede in Brabant. Sjraar is vastbesloten om iets te doen met zijn wol, vertikt het om die nog langer voor dumpprijzen van de hand te doen en is door veel testen en een gericht fokbeleid doende om de wol van zijn schapen steeds fijner te krijgen.

De kwaliteit van wol wordt namelijk voor een belangrijk deel bepaald door de fijnheid: hoe fijner hoe zachter en dit wordt uitgedrukt in micronages (een micron is 1/1000 millimeter). Op dit moment heeft de Kempische wol een micronage van rond de 30, met uitschieters naar boven maar soms ook met lage waarden van 25. Dat komt al in de buurt van 22 micron wat algemeen wordt beschouwd als een zeer goede kwaliteit.

De wol wordt zeventig kilometer verderop gewassen, dus op een relatief kleine afstand van de boerderij.