Van meerdere dieren wordt de huidbedekking aangeduid als wol en gebruikt voor het maken van textiel. Dit kunnen bepaalde schaapkamelen zijn (lama, alpaca, vicuna), geiten (angorageit, kasjmirgeit), kamelen, runderen (jak) of schapen. Bij al deze dieren bestaat de vacht uit twee soorten vezels: direct op de huid groeit een zachte en donsachtige ondervacht van soepele en gekroesde vezels. Daaroverheen liggen hardere, stuggere en grovere dekharen. De vezels uit de ondervacht worden aangeduid als ‘wol’, de andere vezels als ‘haar’. In het navolgende wordt met wol enkel de wol van het schaap (Ovis aries aries) bedoeld.
Wol is een complexe vezel, die voor het grootste gedeelte bestaat uit keratine, een hoornachtige eiwitstof (proteïne) die veel lijkt op menselijk haar. Kenmerkend voor wol is de kroezing of krulling van de vezel. Deze kroezing maakt dat wol volumineus is, dus veel stilstaande lucht bevat en derhalve een hoog warmte-isolerend vermogen heeft.
Deze goede isolerende eigenschappen en het vermogen om warmte goed vast te houden is de reden waarom wol al duizenden jaren wordt verwerkt in bijvoorbeeld dekens en kleding, tegenwoordig met name in bovenkleding als truien en jassen en in toenemende mate ook in ondergoed, nachtkleding en sportkleding.
Behalve dat het beschikt over goede isolerende eigenschappen kan wol en kleding die ervan is gemaakt ongeveer 30% van zijn eigen gewicht aan vocht opnemen, zonder nat aan te voelen. Lichaamsvocht wordt door wollen kleding opgenomen en van het lichaam af getransporteerd, waardoor de huid relatief droog blijft, hetgeen bijdraagt aan het draagcomfort. Door deze goede warmte- en vochtregulerende eigenschappen is wol in hoge mate een ‘ademend’ materiaal wat het niet alleen geschikt maakt voor toepassing in winterkleding maar ook als natuurlijk thermo-ondergoed, nachtkleding en kleding die wordt gedragen bij sportieve activiteiten.
Aangetoond is dat wollen kleding de opbouw van geur beperkt, wol lijkt geurige dampen te absorberen of te binden, mogelijk als gevolg van zijn complexe structuur. Dit betekent dat geurende moleculen in de structuur van de wol worden opgenomen en pas worden vrijgegeven als de wol wordt gewassen, en ze terechtkomen in het waswater. [1] Een soortgelijk effect lijkt al bereikt te worden door wol te ventileren in de buitenlucht. Gesproken wordt van een regenererend vermogen, de capaciteit van wol om zichzelf te herstellen. Een gevolg hiervan is dat wol niet vaak gewassen hoeft te worden, afhankelijk van de toepassing is ventileren vaak al voldoende.
Omdat geuren ontstaan door microbiële activiteit op de huid, is verondersteld dat wol van nature anti-bacteriële eigenschappen heeft. De term ‘anti-bacterieel’ lijkt daarbij echter op verschillende manieren uitgelegd te worden. Recente onderzoeken wijzen erop dat wol geen antibacteriële stoffen afscheidt en dat er ook geen antibacteriële activiteit ontstaat als wol in contact wordt gebracht met bacteriële cellen. Daar tegenover staan echter laboratoriumtests waarbij wollen doek over verschillende bacteriënkweken werd gelegd waarna de groei van het aantal bacteriën werd bestudeerd. Wol blijkt dan de groei van de meeste bacterie-soorten tegen te gaan, in de zin dat er geen of slechts een zeer beperkte toename was. Hierin bleek wol effectiever dan katoen en zelfs dan steriel katoenen gaas. Wol lijkt hier, net als het geval is bij geuren, de bacteriën aan zich te binden en deze pas weer los te laten bij wassen of luchten. [2]